De Nebbiolo-druiven voor de Barolo zijn afkomstig van de mooiste hellingen van de streek. Deze bevinden zich op het midden, niet te hoog en niet te laag, tussen de 300 en 400 meter hoog, met een ligging op het zuidwesten en westen, zodat optimaal wordt geprofiteerd van de late middagzon, die de druiven optimaal rijpt. De ondergrond bestaat uit een mengsel van leem en löss, vermengd met zand, hetgeen de beste garantie is voor een perfecte afwatering. Het wijn maken is traditioneel, met een gisting op roestvrijstalen vaten gedurende 12-15 dagen. Door de most nog 15 dagen op de schillen te laten, krijgt de wijn een mooie diepe kleur. Rijping vindt plaats gedurende minstens twee jaar op grote foeders van Sloveens en Frans eiken. Dit levert een wijn op met complexiteit en elegantie.