De cabernet heeft een iets warmer klimaat nodig dan de merlot, en een ondergrond die iets armer is, om de druiven goed te laten rijpen. Anders groeit vooral het blad, en rijpen de druiven niet voldoende. Bij de cabernet sauvignon is een goede rijping van de druiven alleen mogelijk door een goede warmte overdag, in combinatie met frisheid in de nacht, vooral in het najaar, in de periode voor de oogst. De druiven zijn afkomstig van verschillende wijngaarden, waaruit een blend wordt samengesteld met veel schakeringen. Na een koude inweking, om de wijn fruit en kleur te geven, gist hij op een lage temperatuur, op 24°C, ook weer voor het fruit. Tijdens de gisting wordt de wijn regelmatig over de schillen gepompt, om hem meer kleur te geven en rijpe tannine. Afronding vindt plaats door 20% op houten vaten van Frans eiken te laten rijpen, gedurende zo’n 8 tot 10 maanden, afhankelijk van de jaargang. Dat zorgt voor meer diepgang en complexiteit. De rest van de wijn rijpt op roestvrij staal met staven van Frans eikenhout, die hem nog wat extra houtaroma geven. Hout en fruit blijven zo perfect in balans.