De abdij van Sant'Antimo, gelegen tussen de wijngaarden en olijfbomen op de heuvels van Montalcino, heeft volgens de legende keizer Karel de Grote en zijn troepen verlichting gebracht door geneeskrachtige planten. De plek staat bekend als Poggio Scudieri (letterlijk vertaald: heuvel van de schildknapen) vanwege de pelgrims, kooplieden, soldaten en schildknapen die hier langs de Via Francigena stopten. De wijngaard heeft een kalkrijke kleibodem met aanwezigheid van de - voor Toscane zo typische - galestro (stenen). Na de oogst worden de druiven vergist in RVS tanks op een gecontroleerde temperatuur en ondergaan ze een schilweking om smaak, tannine en kleur te onttrekken. Daarna volgt een rijping van bijna twee jaar, waarvan een deel in eikenhout. Rosso di Montalcino wordt niet voor niets 'het broertje' van Brunello di Montalcino genoemd. Het zijn verfijnde rode wijnen, die doorgaans eerder op dronk zijn dan hun grote broer.